In aflevering 12.5 van de Grote Pickleball Show is het weer tijd voor een echte nerd-editie. Pieter de Vries schuift aan, vroeg in de ochtend in Austin, en samen met Barend duikt hij opnieuw de diepte in. De vorige aflevering over pro pickleball en peddels bleek door veel meer mensen beluisterd dan ze zelf verwacht hadden, dus er komt een vervolg: dit keer met extra focus op service, return, derde bal en keuzes in de rally.
Pieter vertelt eerst over zijn laatste toernooi. Dat was hun laatste test voor de Nationals, die over vier weken beginnen. Hij speelt met de TexRanchers, waar recent een kleine wissel in het team is geweest: één dame is vertrokken, een andere speelster – een lokale speelster uit Austin die een half jaar geleden vanuit Chicago verhuisde – is erbij gekomen. Dat maakt het logistiek een stuk makkelijker dan met een teamgenoot die ergens anders woont.
Bij DUPR 22 gaat het erom dat de som van de ratings niet boven de 22 uitkomt, maar omdat dit de hoogste categorie is, is er in de praktijk geen maximale rating meer. Je ziet dat de mannen vaak dicht tegen 5.5 aanzitten, terwijl de dames gemiddeld iets lager zitten, omdat de 5.5-dames meestal een PPA-contract hebben. Theoretisch zou er nog een PPA-pro met een rating boven de 6 in kunnen stappen, maar in de praktijk zijn hun contracten zo ingericht dat ze geen andere events dan PPA (en eventueel Major League Pickleball) mogen spelen.
Waarom de eerste vier slagen allesbepalend zijn
Daarna verschuift het gesprek naar tactiek. Op verzoek van luisteraars gaan Barend en Pieter dieper in op slagen en keuzes in het begin van de rally. Pieter vertelt dat hij in zijn lessen al een half jaar hamert op de eerste drie à vier slagen, zeker voor spelers met een rating tussen 3.0 en 3.5. Gemiddeld duurt een rally maar een paar slagen; in tennis zie je dat ongeveer tachtig procent van de punten binnen vier slagen wordt beslist. In pickleball voelt het voor hem vergelijkbaar, al spelen op hoger niveau minder service- en returnfouten mee.
Voor deze groep spelers draait het om de basis: een degelijke service, een degelijke return en simpele keuzes. Geen gekke experimenten, geen verrassende slagen die je nauwelijks beheerst, maar betrouwbaar en herhaalbaar spel.
Service: diepte boven alles
Op de service is Pieter heel duidelijk: een diepe service is veel belangrijker dan allerlei scherpe hoeken, extreme slice of andere franje. Een diepe service is moeilijker te retourneren én het is lastiger voor de tegenstander om direct door te lopen naar de kitchen. Bij een korte service kan iemand de return in de loop slaan en staat hij al bijna bij de kitchenline wanneer jij je derde bal moet spelen. Druk je iemand met een diepe service ver weg, dan is hij nog onderweg terwijl jij je third shot slaat, en dat geeft je extra tijd en ruimte.
Pieter vindt een hoge, bijna lob-achtige service prima, zolang hij maar diep is. Als je die bal consequent zo’n dertig centimeter voor de achterlijn kunt leggen, is dat volgens hem eigenlijk een ideale service. Zeker als je daar nog topspin aan kunt toevoegen. Hij verwijst naar een speler op The Kitchen Open, Austin Gridley, die de bal opvallend hoog opgooide en daarmee veel topspin wist te genereren. Pieter dacht eerst dat dit niet mocht, maar toen hij de regels er nog eens op nasloeg, bleek dat je de bal zo hoog mag opgooien als je wilt, zolang je hem onderhands raakt rond of onder heuphoogte en geen extra spin toevoegt tijdens het opgooien. Sindsdien gooit hij zelf ook hoger op om meer topspin in zijn service te krijgen.
Zijn standaardservice is een diepe, zware topspinservice op de backhand van de returner. Als hij merkt dat tegenstanders stacken, dan houdt hij de service niet alleen diep, maar slaat hij hem ook graag ver naar buiten. Zo wordt de afstand naar de kitchenline nog groter voor de speler die na de service van positie moet wisselen.
Return: compact, diep en meestal rechtdoor
Ook bij de return staat diepte centraal. Pieter raadt een compacte slag aan, waarin je vooral de snelheid van de service gebruikt in plaats van zelf een grote zwaai te maken. Hij vergelijkt het met softbal op de middelbare school: soms gaf je de bal alleen een tikje in plaats van een grote swing. Zo’n compacte, gecontroleerde slag werkt ook goed als return; je slaat hem het liefst in de loop, maar zonder dat je nóg meer snelheid naar voren creëert met je lichaam op het moment van raken.
Qua richting is zijn ideale return – als je aan de rechterkant staat en daar blijft – rechtdoor. Op dat moment kan je partner aan het net met zijn rechtervoet al over de middenlijn komen en veel druk geven. De tegenstander heeft dan grofweg twee opties: rechtdoor terugspelen of kort cross naar de backhand van je partner. Die korte cross moet veel boog hebben om binnen te blijven en geeft jouw partner tijd om zich te verplaatsen. Cross-return geeft wel meer ruimte in de lengte van het veld, maar dwingt je partner eerder in een verdedigende rol: hij moet dan zijn eigen lijn afdekken in plaats van dominant in het midden te staan.
Alleen bij heel moeilijke services kiest Pieter er bewust voor om naar het midden te retourneren. Een diepe bal door het midden is dan de veilige oplossing. De diepte blijft belangrijker dan de exacte richting. Vanaf links is het principe hetzelfde, tenzij je met een linkshandige partner speelt die met zijn backhand het midden dekt; dan verschuift de dynamiek iets, maar ook daar gaat het om eenvoudig en diep spelen.
Stack, cross-return en unwind
Wanneer er gestackt wordt, komt Pieters “controversiële mening” naar voren. Hij heeft uit zijn beachtennis-achtergrond meegenomen dat je bij het unwinden van de stack juist heel goed cross kunt retourneren. Dat voelt voor veel spelers eng, omdat je het idee hebt dat je een open gat weggeeft terwijl je nog aan het rennen bent naar je uiteindelijke positie. Pieter redeneert dat als volgt: als hij rechtdoor returnt en de tegenstander speelt kort cross, draait de bal van hem weg terwijl hij beweegt. Als hij cross returnt en de tegenstander speelt rechtdoor, komt de bal juist naar hem toe en kan hij die beter inschatten.
Belangrijk daarbij is dat je de kitchenline niet per se in één keer hoeft te halen. Het belangrijkste is dat je goed naar de zijkant komt; als je meer tijd hebt, kun je daarna steeds verder naar voren komen. Gaat het met cross-return toch niet lekker en verlies je veel punten, dan heeft Pieter een simpele oplossing: speel diep naar het midden. Een diepe bal in het midden werkt altijd als reset.
Slice-return, drive en de vierde en vijfde bal
De slice-return komt ook ter sprake. Op hoog niveau ziet Pieter dat hij daar voorzichtig mee zou zijn. Een diepe, lage slice kan voor de tegenstander een ideale bal zijn om met een agressieve topspindrive in te slaan. Brianers die goed zijn in een soort zweepachtige slag kunnen van zo’n lage slice een enorme bal maken. Als zijn eigen partner een slice-return slaat die laag blijft hangen en hij ziet een tegenstander vol voor de drive gaan, weet hij dat daar een keihard antwoord op kan komen.
Krijg je zelf een goede, diepe slice-return tegen, dan is Pieter het ermee eens dat je daar in de meeste gevallen doorheen moet driven in plaats van proberen te droppen. Een perfecte drop uit een enorme slice is gewoon heel moeilijk. Wel maakt hij onderscheid tussen een drive om het punt te winnen en een drive om jezelf uit de problemen te werken. In dit soort situaties kiest hij liever voor dat tweede: een drive op ongeveer zeventig procent, vaak op het lichaam van de tegenstander, zodat je een kortere bal terugkrijgt en vanuit daar verder kunt opbouwen.
De derde bal zelf hoeft niet altijd een prachtige topspindrop te zijn. Pieter herhaalt wat hij Koen een half jaar eerder al persoonlijk zei: zorg er vooral voor dat je bij de kitchen komt, ook al is de drop lelijk. Sommige spelers, zoals Tyson McGuffin, duwen de bal gewoon net over het net de kitchen in. Dat voelt soms als een soort hogere dink, maar als je vertrouwt op je counters en resets, kan dat heel effectief zijn. Op een derde bal kun je nog iets meer doen; vaak staat de tegenstander nog niet helemaal aan het net. Op de vijfde bal, wanneer iedereen dichterbij staat, wordt de ruimte kleiner en is een simpele, lage “schep” over het net vaak de beste keuze.
Pieter benadrukt dat een drop niet per se hoeft te stuiteren om goed te zijn. Als de netspeler de bal vanaf de grond moet volleren, is dat ook een uitstekende uitkomst. Steeds vaker zie je in pro pickleball dat spelers de derde bal driven en de volgende bal – die halverwege het veld komt – met een dode bal diep over het net scheppen. Drive and drop, met als enige doel: bij de kitchen komen en daar het punt verder uitbouwen.
Leren ballen laten gaan
Barend vertelt dat hij op het Nederlands Kampioenschap merkte dat hij nog te vaak harde ballen speelt die eigenlijk uit zouden gaan. Hij traint te weinig op ballen laten gaan en hoopt dat hij dat zichzelf “afleert”. Pieter noemt het vooral een ervaringsproces. Elke bal die je pakt of laat gaan wordt als het ware opgeslagen in een database in je hoofd. Na verloop van tijd leer je aan de hand van hoogte, achterzwaai en positie inschatten of een bal binnenkomt of niet.
Zelf kijkt hij vooral naar de achterzwaai: wordt die ineens heel traag of juist lang, dan is dat vaak het signaal dat iemand een verrassingsslag gaat spelen. Op dat moment dekt hij met zijn paddle een gebied waarvan hij weet: als de bal daaronder komt, speel ik hem, komt hij erboven, dan laat ik hem gaan. Omdat hij veel aan de linkerkant speelt, betekent dat dat hij bij een speed-up met forehand in de lijn al zwaar op zijn forehand leunt; gaat de bal hoger richting zijn backhand, dan is die waarschijnlijk uit. Hij accepteert dat hij soms fout zit, maar als hij in ongeveer zeven van de tien situaties goed gokt, is dat al een groot verschil met alles klakkeloos terugspelen.
Dinken: lager, breder en eerder contact
Tegen het einde van de aflevering vertelt Pieter waar hij zelf op dit moment vooral aan werkt. Koen plaagt hem met de opmerking dat Pieter minder “domme keuzes” moet maken, iets wat Pieters spel inmiddels wekelijks begeleidt. Pieter zegt dat hij in het dinkspel probeert betere keuzes te maken, meer geduld te houden en veel meer door zijn benen te gaan, met een iets bredere voetstand. Daardoor kan hij lager komen en meer ballen uit de lucht pakken, en zo punten winnen vanuit de dink in plaats van met pure snelheid.
Als hij het gevoel heeft dat hij de overhand heeft in een dinkduel, speelt hij de bal liever terug naar dezelfde speler dan constant afwisselen. Die speler moet dan steeds van links naar rechts bewegen en komt steeds net een beetje later. Wordt hij zelf erg weggedrukt, dan kiest hij voor een dode dink naar de andere speler om het punt te resetten. Vanuit daar kan hij opnieuw zoeken naar de situatie waarin hij vanuit denken de rally kan winnen.
Peddels, gewicht en swingweight
Aan het einde van de aflevering komt nog kort materiaal aan bod. Barend vraagt of Pieter aan het rondshoppen is voor een nieuwe peddel, maar dat is niet het geval. Pieter is vooral bezig met het toevoegen van gewicht aan zijn huidige peddels. Met tungsten strips op 3 en 9 uur aan de zijkanten heeft hij bijvoorbeeld twee gram per kant toegevoegd. De locatie bevalt hem goed; hij denkt dat de swingweight prima is, maar dat er nog iets meer stabiliteit uit te halen valt door het gewicht te verhogen.
Barend merkt op dat de genoemde waardes voor hem al boven zijn maximum liggen, maar Pieter ervaart dat hij dankzij beter anticiperen minder afhankelijk is van pure reactiesnelheid. Hoe beter je inschat waar de bal komt, hoe minder “snelle handen” je nodig hebt, en hoe meer je kunt profiteren van de stabiliteit van een zwaarder peddel.
Roos, wereldtoernooien en de snelste bal
Daarna kijken ze kort naar de internationale toernooien. Er worden allerlei events “World Championships” genoemd, terwijl lang niet alle landen en spelers kunnen meedoen. Ze bespreken ook de bal die bij Lifetime-events gebruikt wordt. Volgens Pieter is dat de snelste bal die tot nu toe is gemaakt; hij vindt hem zelf fijn, onder meer omdat hij erg consistent is. Voor spelers uit Azië en Australië, die met andere ballen gewend zijn, is dat wel even wennen.
Barend en Pieter volgen vooral de prestaties van Roos. Beiden hoopten dat ze belachelijk ver zou komen. Roos was de enige die de kwalificaties wist te overleven en strandde uiteindelijk tegen een hele sterke singles-speelster. Later in het gesprek komt Laura Giltinan voorbij als speelster die Anna Leigh Waters eerder al flink partij gaf. In het dubbelspel pakte Roos een knappe overwinning en verloor ze daarna van Lea Jansen, die ook LP-kampioen en winnares van de Lifetime Open is. Pieter hoopt dat Roos nog een paar toernooien in Amerika kan spelen en dat ze uiteindelijk wordt opgepikt door een MLP-team; hij vindt dat ze daar zeker niet zou misstaan.
Clinic in Nederland op 20 december
Tot slot blikken ze vooruit. Pieter komt eind december weer naar Nederland. Hij heeft contact met Geert en het plan is om in het weekend voor kerst iets te organiseren voor een grotere groep spelers. Aan het einde van de aflevering wordt duidelijk dat het om 20 december gaat. Wie mee wil doen, kan de socials in de gaten houden. Meer informatie is te vinden op pickleballgids.nl
