De Grote Pickleball Show #12.5 – Service- & Returngeheimen

4 impressies sinds 19 november 2025

In aflevering 12.5 van de Grote Pickleball Show is het weer tijd voor een echte nerd-editie. Pieter de Vries schuift aan, vroeg in de ochtend in Austin, en samen met Barend duikt hij opnieuw de diepte in. De vorige aflevering over pro pickleball en peddels bleek door veel meer mensen beluisterd dan ze zelf verwacht hadden, dus er komt een vervolg: dit keer met extra focus op service, return, derde bal en keuzes in de rally.

Pieter vertelt eerst over zijn laatste toernooi. Dat was hun laatste test voor de Nationals, die over vier weken beginnen. Hij speelt met de TexRanchers, waar recent een kleine wissel in het team is geweest: één dame is vertrokken, een andere speelster – een lokale speelster uit Austin die een half jaar geleden vanuit Chicago verhuisde – is erbij gekomen. Dat maakt het logistiek een stuk makkelijker dan met een teamgenoot die ergens anders woont.

Bij DUPR 22 gaat het erom dat de som van de ratings niet boven de 22 uitkomt, maar omdat dit de hoogste categorie is, is er in de praktijk geen maximale rating meer. Je ziet dat de mannen vaak dicht tegen 5.5 aanzitten, terwijl de dames gemiddeld iets lager zitten, omdat de 5.5-dames meestal een PPA-contract hebben. Theoretisch zou er nog een PPA-pro met een rating boven de 6 in kunnen stappen, maar in de praktijk zijn hun contracten zo ingericht dat ze geen andere events dan PPA (en eventueel Major League Pickleball) mogen spelen.

Waarom de eerste vier slagen allesbepalend zijn

Daarna verschuift het gesprek naar tactiek. Op verzoek van luisteraars gaan Barend en Pieter dieper in op slagen en keuzes in het begin van de rally. Pieter vertelt dat hij in zijn lessen al een half jaar hamert op de eerste drie à vier slagen, zeker voor spelers met een rating tussen 3.0 en 3.5. Gemiddeld duurt een rally maar een paar slagen; in tennis zie je dat ongeveer tachtig procent van de punten binnen vier slagen wordt beslist. In pickleball voelt het voor hem vergelijkbaar, al spelen op hoger niveau minder service- en returnfouten mee.

Voor deze groep spelers draait het om de basis: een degelijke service, een degelijke return en simpele keuzes. Geen gekke experimenten, geen verrassende slagen die je nauwelijks beheerst, maar betrouwbaar en herhaalbaar spel.

Service: diepte boven alles

Op de service is Pieter heel duidelijk: een diepe service is veel belangrijker dan allerlei scherpe hoeken, extreme slice of andere franje. Een diepe service is moeilijker te retourneren én het is lastiger voor de tegenstander om direct door te lopen naar de kitchen. Bij een korte service kan iemand de return in de loop slaan en staat hij al bijna bij de kitchenline wanneer jij je derde bal moet spelen. Druk je iemand met een diepe service ver weg, dan is hij nog onderweg terwijl jij je third shot slaat, en dat geeft je extra tijd en ruimte.

Pieter vindt een hoge, bijna lob-achtige service prima, zolang hij maar diep is. Als je die bal consequent zo’n dertig centimeter voor de achterlijn kunt leggen, is dat volgens hem eigenlijk een ideale service. Zeker als je daar nog topspin aan kunt toevoegen. Hij verwijst naar een speler op The Kitchen Open, Austin Gridley, die de bal opvallend hoog opgooide en daarmee veel topspin wist te genereren. Pieter dacht eerst dat dit niet mocht, maar toen hij de regels er nog eens op nasloeg, bleek dat je de bal zo hoog mag opgooien als je wilt, zolang je hem onderhands raakt rond of onder heuphoogte en geen extra spin toevoegt tijdens het opgooien. Sindsdien gooit hij zelf ook hoger op om meer topspin in zijn service te krijgen.

Zijn standaardservice is een diepe, zware topspinservice op de backhand van de returner. Als hij merkt dat tegenstanders stacken, dan houdt hij de service niet alleen diep, maar slaat hij hem ook graag ver naar buiten. Zo wordt de afstand naar de kitchenline nog groter voor de speler die na de service van positie moet wisselen.

Return: compact, diep en meestal rechtdoor

Ook bij de return staat diepte centraal. Pieter raadt een compacte slag aan, waarin je vooral de snelheid van de service gebruikt in plaats van zelf een grote zwaai te maken. Hij vergelijkt het met softbal op de middelbare school: soms gaf je de bal alleen een tikje in plaats van een grote swing. Zo’n compacte, gecontroleerde slag werkt ook goed als return; je slaat hem het liefst in de loop, maar zonder dat je nóg meer snelheid naar voren creëert met je lichaam op het moment van raken.

Qua richting is zijn ideale return – als je aan de rechterkant staat en daar blijft – rechtdoor. Op dat moment kan je partner aan het net met zijn rechtervoet al over de middenlijn komen en veel druk geven. De tegenstander heeft dan grofweg twee opties: rechtdoor terugspelen of kort cross naar de backhand van je partner. Die korte cross moet veel boog hebben om binnen te blijven en geeft jouw partner tijd om zich te verplaatsen. Cross-return geeft wel meer ruimte in de lengte van het veld, maar dwingt je partner eerder in een verdedigende rol: hij moet dan zijn eigen lijn afdekken in plaats van dominant in het midden te staan.

Alleen bij heel moeilijke services kiest Pieter er bewust voor om naar het midden te retourneren. Een diepe bal door het midden is dan de veilige oplossing. De diepte blijft belangrijker dan de exacte richting. Vanaf links is het principe hetzelfde, tenzij je met een linkshandige partner speelt die met zijn backhand het midden dekt; dan verschuift de dynamiek iets, maar ook daar gaat het om eenvoudig en diep spelen.

Stack, cross-return en unwind

Wanneer er gestackt wordt, komt Pieters “controversiële mening” naar voren. Hij heeft uit zijn beachtennis-achtergrond meegenomen dat je bij het unwinden van de stack juist heel goed cross kunt retourneren. Dat voelt voor veel spelers eng, omdat je het idee hebt dat je een open gat weggeeft terwijl je nog aan het rennen bent naar je uiteindelijke positie. Pieter redeneert dat als volgt: als hij rechtdoor returnt en de tegenstander speelt kort cross, draait de bal van hem weg terwijl hij beweegt. Als hij cross returnt en de tegenstander speelt rechtdoor, komt de bal juist naar hem toe en kan hij die beter inschatten.

Belangrijk daarbij is dat je de kitchenline niet per se in één keer hoeft te halen. Het belangrijkste is dat je goed naar de zijkant komt; als je meer tijd hebt, kun je daarna steeds verder naar voren komen. Gaat het met cross-return toch niet lekker en verlies je veel punten, dan heeft Pieter een simpele oplossing: speel diep naar het midden. Een diepe bal in het midden werkt altijd als reset.

Slice-return, drive en de vierde en vijfde bal

De slice-return komt ook ter sprake. Op hoog niveau ziet Pieter dat hij daar voorzichtig mee zou zijn. Een diepe, lage slice kan voor de tegenstander een ideale bal zijn om met een agressieve topspindrive in te slaan. Brianers die goed zijn in een soort zweepachtige slag kunnen van zo’n lage slice een enorme bal maken. Als zijn eigen partner een slice-return slaat die laag blijft hangen en hij ziet een tegenstander vol voor de drive gaan, weet hij dat daar een keihard antwoord op kan komen.

Krijg je zelf een goede, diepe slice-return tegen, dan is Pieter het ermee eens dat je daar in de meeste gevallen doorheen moet driven in plaats van proberen te droppen. Een perfecte drop uit een enorme slice is gewoon heel moeilijk. Wel maakt hij onderscheid tussen een drive om het punt te winnen en een drive om jezelf uit de problemen te werken. In dit soort situaties kiest hij liever voor dat tweede: een drive op ongeveer zeventig procent, vaak op het lichaam van de tegenstander, zodat je een kortere bal terugkrijgt en vanuit daar verder kunt opbouwen.

De derde bal zelf hoeft niet altijd een prachtige topspindrop te zijn. Pieter herhaalt wat hij Koen een half jaar eerder al persoonlijk zei: zorg er vooral voor dat je bij de kitchen komt, ook al is de drop lelijk. Sommige spelers, zoals Tyson McGuffin, duwen de bal gewoon net over het net de kitchen in. Dat voelt soms als een soort hogere dink, maar als je vertrouwt op je counters en resets, kan dat heel effectief zijn. Op een derde bal kun je nog iets meer doen; vaak staat de tegenstander nog niet helemaal aan het net. Op de vijfde bal, wanneer iedereen dichterbij staat, wordt de ruimte kleiner en is een simpele, lage “schep” over het net vaak de beste keuze.

Pieter benadrukt dat een drop niet per se hoeft te stuiteren om goed te zijn. Als de netspeler de bal vanaf de grond moet volleren, is dat ook een uitstekende uitkomst. Steeds vaker zie je in pro pickleball dat spelers de derde bal driven en de volgende bal – die halverwege het veld komt – met een dode bal diep over het net scheppen. Drive and drop, met als enige doel: bij de kitchen komen en daar het punt verder uitbouwen.

Leren ballen laten gaan

Barend vertelt dat hij op het Nederlands Kampioenschap merkte dat hij nog te vaak harde ballen speelt die eigenlijk uit zouden gaan. Hij traint te weinig op ballen laten gaan en hoopt dat hij dat zichzelf “afleert”. Pieter noemt het vooral een ervaringsproces. Elke bal die je pakt of laat gaan wordt als het ware opgeslagen in een database in je hoofd. Na verloop van tijd leer je aan de hand van hoogte, achterzwaai en positie inschatten of een bal binnenkomt of niet.

Zelf kijkt hij vooral naar de achterzwaai: wordt die ineens heel traag of juist lang, dan is dat vaak het signaal dat iemand een verrassingsslag gaat spelen. Op dat moment dekt hij met zijn paddle een gebied waarvan hij weet: als de bal daaronder komt, speel ik hem, komt hij erboven, dan laat ik hem gaan. Omdat hij veel aan de linkerkant speelt, betekent dat dat hij bij een speed-up met forehand in de lijn al zwaar op zijn forehand leunt; gaat de bal hoger richting zijn backhand, dan is die waarschijnlijk uit. Hij accepteert dat hij soms fout zit, maar als hij in ongeveer zeven van de tien situaties goed gokt, is dat al een groot verschil met alles klakkeloos terugspelen.

Dinken: lager, breder en eerder contact

Tegen het einde van de aflevering vertelt Pieter waar hij zelf op dit moment vooral aan werkt. Koen plaagt hem met de opmerking dat Pieter minder “domme keuzes” moet maken, iets wat Pieters spel inmiddels wekelijks begeleidt. Pieter zegt dat hij in het dinkspel probeert betere keuzes te maken, meer geduld te houden en veel meer door zijn benen te gaan, met een iets bredere voetstand. Daardoor kan hij lager komen en meer ballen uit de lucht pakken, en zo punten winnen vanuit de dink in plaats van met pure snelheid.

Als hij het gevoel heeft dat hij de overhand heeft in een dinkduel, speelt hij de bal liever terug naar dezelfde speler dan constant afwisselen. Die speler moet dan steeds van links naar rechts bewegen en komt steeds net een beetje later. Wordt hij zelf erg weggedrukt, dan kiest hij voor een dode dink naar de andere speler om het punt te resetten. Vanuit daar kan hij opnieuw zoeken naar de situatie waarin hij vanuit denken de rally kan winnen.

Peddels, gewicht en swingweight

Aan het einde van de aflevering komt nog kort materiaal aan bod. Barend vraagt of Pieter aan het rondshoppen is voor een nieuwe peddel, maar dat is niet het geval. Pieter is vooral bezig met het toevoegen van gewicht aan zijn huidige peddels. Met tungsten strips op 3 en 9 uur aan de zijkanten heeft hij bijvoorbeeld twee gram per kant toegevoegd. De locatie bevalt hem goed; hij denkt dat de swingweight prima is, maar dat er nog iets meer stabiliteit uit te halen valt door het gewicht te verhogen.

Barend merkt op dat de genoemde waardes voor hem al boven zijn maximum liggen, maar Pieter ervaart dat hij dankzij beter anticiperen minder afhankelijk is van pure reactiesnelheid. Hoe beter je inschat waar de bal komt, hoe minder “snelle handen” je nodig hebt, en hoe meer je kunt profiteren van de stabiliteit van een zwaarder peddel.

Roos, wereldtoernooien en de snelste bal

Daarna kijken ze kort naar de internationale toernooien. Er worden allerlei events “World Championships” genoemd, terwijl lang niet alle landen en spelers kunnen meedoen. Ze bespreken ook de bal die bij Lifetime-events gebruikt wordt. Volgens Pieter is dat de snelste bal die tot nu toe is gemaakt; hij vindt hem zelf fijn, onder meer omdat hij erg consistent is. Voor spelers uit Azië en Australië, die met andere ballen gewend zijn, is dat wel even wennen.

Barend en Pieter volgen vooral de prestaties van Roos. Beiden hoopten dat ze belachelijk ver zou komen. Roos was de enige die de kwalificaties wist te overleven en strandde uiteindelijk tegen een hele sterke singles-speelster. Later in het gesprek komt Laura Giltinan voorbij als speelster die Anna Leigh Waters eerder al flink partij gaf. In het dubbelspel pakte Roos een knappe overwinning en verloor ze daarna van Lea Jansen, die ook LP-kampioen en winnares van de Lifetime Open is. Pieter hoopt dat Roos nog een paar toernooien in Amerika kan spelen en dat ze uiteindelijk wordt opgepikt door een MLP-team; hij vindt dat ze daar zeker niet zou misstaan.

Clinic in Nederland op 20 december

Tot slot blikken ze vooruit. Pieter komt eind december weer naar Nederland. Hij heeft contact met Geert en het plan is om in het weekend voor kerst iets te organiseren voor een grotere groep spelers. Aan het einde van de aflevering wordt duidelijk dat het om 20 december gaat. Wie mee wil doen, kan de socials in de gaten houden. Meer informatie is te vinden op pickleballgids.nl

Veel gestelde vragen

Belijning

Speelveld van Pickleball

Afmetingen

Het speelveld heeft de volgende afmetingen:  13,41m x 6,10m (44ft x 20ft).
Één speelhelft is 6,7 m x 6,10 m (22 ft x 20 ft). 

De "non-volleyzone" of de "kitchen" is 2,23 (7 ft)
Het service vak is 4,57m (15 ft).

De hoogte van het net is bij de palen 91,4 cm  (36 inch) en in het midden 86 cm (34 inch). De breedte van het net is breder dan het veld: 6,7 m (22 ft).

De afmetingen zijn gelijk aan de buitenlijnen van een badminton veld.

Het vak bij het net van een badminton veld is 1,98, dat is dus kleiner dan de "kitchen".

Serveren

Bij pickleball serveren spelers de bal onderhands beginnend aan de rechterkant. Het wordt dan diagonaal geserveerd in het tegenoverliggende serveervak. De bal kan uit de hand worden geserveerd of gedropt en gestuiterd; in dit geval gaat het spel verder met een netwerkservice. Na het ontvangen van de bal, moeten spelers deze stuiteren voordat ze deze teruggeven aan hun tegenstander. Een volley is toegestaan vanaf de derde bal. Naast een bounce, stelt dit spelers in staat om de bal aan de serverende kant te raken.

Punten maken als je serveert

In dit spel kunnen alleen punten worden verdiend indien het team aan service is. Spelers aan de serverende partij verdienen een punt als de ontvanger de bal niet terugspeelt, de bal buiten het aangewezen stuitgebied komt, door een bal wordt geraakt of buiten het spel slaat. Bovendien verliezen spelers een punt als ze vanuit een niet-volleyzone een volley slaan. Het spel eindigt wanneer een partij 11 punten behaalt; er moet echter een verschil van 2 punten zijn tussen beide teams.

Wanneer één kant scoort, blijft dezelfde persoon serveren, maar dan vanaf de andere kant. Wanneer een speler een punt verliest, serveert zijn teamgenoot vanaf de kant waar hij op dat moment staat. Als hij ook de service verliest, gaat de service naar de andere kant, te beginnen met de speler aan de rechterkant. Alleen aan het begin van een game is er maar één speler die serveert en dan gaat hij naar de andere kant.
De score is als volgt: 1-0-1 betekent dat de serveerder 1 punt krijgt en niets anders, het is de eerste serveerder.

Enkelspel

In het enkelspel begint de speler aan de linkerkant met serveren als de score oneven is en aan de rechterkant als de score even is.

Pickleball virus

Het Pickleball virus heeft ook Nederland bereikt. Het is eenvoudiger en toegankelijker dan tennis, goedkoper dan padel en leuker dan andere racketsporten!

Pickleball is een combinatie van badminton, tafeltennis en tennis. Het veld is een stuk kleiner dan een tennisveld en heeft ongeveer de omvang van een badmintonveld. De bal is qua afmetingen gelijk aan een tennisbal maar is van plastic en bevat gaten. Het net is wat kleiner dan een tennisnet en het racket, paddle genoemd, bevat geen snaren maar is hard en gemaakt van hout of carbon.

Populair

Pickleball is enorm populair in verschillende landen en dan met name Amerika. De sport wordt beoefend door meer dan 5 miljoen spelers in Amerika en groeit hard!

Hoewel de sport dus lijkt op tennis en pickleball zijn er belangrijke verschillen wat ook tegelijk de reden is dat de sport zo hard groeit. De snelheid van de bal is ongeveer een derde van een tennisbal. De baan is ongeveer een derde van een tennisbaan. En de ‘’paddle’’ heeft in tegenstelling tot een tennisracket geen snaren, waardoor je de bal makkelijker kunt slaan. Deze combinatie maakt de sport extreem toegankelijk en iedereen kan direct beginnen. Waar je bij tennis eigenlijk jong moet beginnen om de techniek onder de knie te krijgen en de bal fatsoenlijk over het net te krijgen, kan je met pickleball zonder achtergrond direct een leuk potje spelen.

Internationaal worden de speelsterktes als volgt onderverdeeld

Niveau 1.0

  • minimale kennis van het spel en van de regels

Niveau 1.5

  • kan enkele rally’s spelen
  • leert om te serveren
  • ontwikkelt een forehand
  • heeft moeite met terugslaan gemakkelijke ballen en mist de bal soms volledig
  • heeft een paar spelletjes gespeeld en kent de lijnen, scoren en een aantal basis regels

Niveau 2.0

  • kan een korte rally spelen met spelers van gelijk niveau
  • kan slagen (forehand, backhand, volley, lob en service) laten zien, maar heeft duidelijke tekortkomingen in de meeste slagen
  • is bekend met de positionering in het dubbelspel

Niveau 2.5

  • kan langere rally’s spelen (mits traag tempo)
  • kan eenvoudige volleys en backhands slaan
  • begint met naar de non-volleyzone lijn te gaan om om een volley te maken
  • is zich bewust van het ‘’korte spel ´´ (balletjes vlak over het net)
  • kennis van de regels is verbeterd
  • positie op het veld is zwak maar verbeterd

Niveau 3.0

  • consequenter in service en servicereturn (slaat matig harde ballen)
  • verbeterde vaardigheden in alle slagen en plaatsing maar mist controle bij meegeven van richting, diepte of kracht aan de bal probeert lobs en dinks (korte bal over het net) met klein beetje succes en weet niet precies wanneer en waarom deze slagen te gebruiken 

Niveau 3.5

  • verbeterde slag en heeft controle over richting bij middelmatige en (soms) snellere ballen
  • betere controle bij geven van richting, diepte en kracht aan de bal
  • moet variëteit in slagen ontwikkelen
  • toont soms agressief netspel
  • begint te anticiperen op de slagen van de tegenstander
  • leert het belang van de strategie en teamwork in het dubbelspel. 

Niveau 4.0

  • consequent en betrouwbare slagen, met controle richting van zowel forehand als backhand
  • betrouwbare services, lobs, aanvallende slagen en volleys
  • kan met enig succes effectballen slaan
  • kan nu en dan fouten afdwingen met zijn service
  • verliest soms rally’s door ongeduld
  • gebruikt dink shots en drop shots om het tempo van het spel te wijzigen
  • geeft blijk van ‘de 3e slag strategieën’: drop shot, lob of harde diepe slag als derde slag
  • agressief netspel en teamwork in het dubbelspel is vanzelfsprekend
  • begrijpt de regels volledig en speelt conform 

Niveau 4.5

  • begint het gebruik van hard slaan en het spinnen te beheersen,
  • kan alle slagen met succes uitvoeren
  • heeft controle over de diepte van zijn slag en kan omgaan met de snelheid
  • begint de dink en drop shots te beheersen en kent hun belang voor het spel
  • begint een bewuste keuze voor de 3e slag te maken heeft goed voetenwerk en gaat naar de non-volley zone zodra het nodig is
  • begrijpt de strategieën en kan zijn speelstijl aanpassen op basis van de sterke en zwakke punten en positie van de tegenstander
  • serveert met kracht en nauwkeurigheid en kan de snelheid en het effect van de service variëren
  • begrijpt het belang van ‘de bal in het spel houden’ en het effect van fouten maken
  • kiest de juiste soort slag
  • anticipeert op de slagen van de tegenstander door op de juiste plaats te gaan staan 

Niveau 5.0

  • beheerst alle vaardigheden en alle soorten slagen en kan deze gebruiken als wapen
  • anticipeert excellent op slagen, plaatst zijn slagen extreem nauwkeurig en slaagt regelmatig ‘winners’
  • dwingt de tegenstander tot het maken van een fout door zelf de bal in het spel te houden
  • beheerst de dink en drop shots
  • beheerst de 3e slag keuze en strategieën maakt gebruik van zachte slagen, dinks en lobs om aanvallend te spelen
  • beheerst de picklebal strategieën en kan deze strategieën en stijlen van spelen variëren in de wedstrijden.
  • blijft overeind in stressvolle situaties en wedstrijden tijdens toernooien
  • is atletisch, snel en behendig

Op pickleballgids.nl staat een overzicht van alle locaties waar gespeeld kan worden

Om pickleball te spelen, heb je de volgende uitrusting nodig:

  1. Pickleballrackets: Deze zijn kleiner dan tennisrackets maar groter dan pingpongrackets. Ze zijn meestal gemaakt van composietmaterialen zoals grafiet of hout.
  2. Pickleballen: Deze lijken op wiffleballen en hebben gaten. Er zijn verschillende ballen voor binnen- en buitengebruik.
  3. Net: Een pickleballnet is lager dan een tennisnet. Het moet een hoogte van ongeveer 86 cm in het midden hebben.
  4. Schoenen*: Sportschoenen die geschikt zijn voor court-sporten zijn essentieel om goede grip en ondersteuning te bieden.
  5. Comfortabele sportkleding: Zoals bij de meeste sporten, is comfortabele kleding belangrijk. Kies kleding die bewegingsvrijheid biedt en geschikt is voor het klimaat.
  6. Court: Een pickleballveld meet 13,41 bij 6,10 meter en kan worden ingesteld in een gymzaal, buiten op een verharde ondergrond, of op een speciaal aangelegde baan.
  7. Optioneel - Lijnen: Als je op een oppervlak speelt dat niet al lijnen heeft, kun je tijdelijke lijnen gebruiken om een veld te markeren.
  8. Optioneel - Zweetbandjes/Handschoenen: Dit kan nuttig zijn voor grip en comfort, vooral bij warmer weer.

Met deze basisuitrusting ben je klaar om pickleball te spelen!